
Opgroeien als kind tussen shock en schaamte: dat gebeurt wanneer er niet goed wordt omgegaan met de grenzen of de behoeften van het kind. Het kind groeit als het ware op met een juk op de schouders, met aan elke kant een emmertje: één waarin we onverwerkte ervaringen van grensoverschrijding (shock) verzamelen en één waarin we onverwerkte ervaringen van verlating en afwijzing (schaamte) verzamelen.
Het werken met de shock van het innerlijk kind vraagt om een geheel andere benadering dan het werken met de schaamte van het innerlijk kind. Afhankelijk van je thema’s verlopen sessies dus soms meer met het accent op verwerking van shock en soms meer met het accent op de verwerking van schaamte.
Het kind en ShockShock ontstaat wanneer opvoeders het kind geweld aandoen door over de grenzen van het kind gaan, bijvoorbeeld verbaal, fysiek, emotioneel of sexueel. Het kind is geheel afhankelijk en kan ook vaak nog geen gevolg geven aan zijn impulsen om te vechten tegen of te vluchten van de opvoeder. Het kind kan de overweldiging dan alleen maar ondergaan. Het ontwikkelt zo een sterke angst en kan daarop meestal alleen maar reageren met ‘in shock gaan’. Het leert te verstijven of bevriezen bij nabijheid of overweldiging.
Wanneer de opvoeders het kind niet weer geruststellen en helpen zijn schrik van zich af te schudden, dan blijft bij herhaling de bevriezing gaandeweg in het zenuwstelsel hangen. Lichaam en geest verkeren later dan voortdurend in de alarmfase, ook als het niet nodig is. Dit geeft veel lichamelijke en geestelijke klachten. Bij latere situaties die hierop lijken gaat de persoon bijvoorbeeld reageren met vormen van bevriezing om de toenadering te ‘overleven’ Bij shock gaat het over grenzen die overschreden worden, geweld. Dat roept angst en paniek op. Dat leidt vaak tot bevriezing want het kind kan nog niet vechten of vluchten.
Het kind en Schaamte
Schaamte ontstaat wanneer opvoeders het kind bewust of onbewust tekort doen door het kind af te wijzen in zijn primaire behoeften (veiligheid, liefde, warmte, stimulering, zorg, voeding, kleding, etc) terwijl het nog totaal van hen afhankelijk is. Door het in de steek te laten (soms letterlijk te verlaten). Dan ontwikkelt het kind een diepe onzekerheid over zichzelf (‘ik ben niet goed genoeg, het ligt aan mij, ik ben het niet waard’).
Wanneer de opvoeders het kind niet helpen door het weer bij zich te nemen en zijn gevoel van eigenwaarde te herstellen, dan zal de persoon later ‘afstand’ al gauw als afwijzing of verlating ervaren. Hij zal zich dan bijvoorbeeld uit onzekerheid gaan terugtrekken en overal bevestiging of goedkeuring voor zoeken (neurotische reactie) of juist dominant en overheersend gedrag ontwikkelen (narcistische reactie) om die diepe onzekerheid te ‘overleven’. Bij schaamte gaat het over afwijzing van de behoeften tijdens de afhankelijkheidsperiode, om verlating. Dat roept diepe onzekerheid op. Dat leidt tot neurotische of narcistische gedragspatronen.